Gewijzigde rechtspraak bij recht ww-uitkering na ontslag op staande vroeg wegens dringende reden
25 december 2018 | Algemeen
Een werkgever kan een werknemer op staande voet ontslaan wegens een dringende reden (zoals genoemd in Boek 7, artikel 678 van het Burgerlijk Wetboek). Als de werkgever vervolgens bij het UWV een WW-uitkering aanvraagt, beoordeelt het UWV voor het recht op WW-uitkering zowel de inhoud van de dringende reden als het feit of de werkgever bij de beëindiging van het dienstverband met de werknemer voortvarend (‘onverwijld’) heeft gehandeld. Het al dan niet voortvarend handelen door de werkgever is medebepalend bij de vraag of de werknemer al dan niet verwijtbaar werkloos geworden is. Had de werkgever niet voortvarend gehandeld? Dan kon de werknemer niet verwijtbaar werkloos worden geacht.
De Centrale Raad van Beroep heeft op basis van recente uitspraken aanleiding gezien om niet langer de eis van ‘voortvarend handelen door de werkgever’ te stellen voor het beoordelen van verwijtbare werkloosheid. In de wet zijn dringende redenen van ontslag op staande voet limitatief omschreven. Daarom ligt er in voorkomende gevallen meestal verwijtbaar gedrag van een werknemer aan dat ontslag ten grondslag. Het was om die reden een vreemd verschijnsel dat voor de beoordeling van verwijtbare werkloosheid voor de WW niet alleen de inhoud van de verwijtbare gedraging bepalend was, maar ook het feit of de werkgever bij het ontslag voldoende voortvarend had gehandeld.
Simpel gezegd: heeft de werknemer zich verwijtbaar gedragen, maar heeft de werkgever niet voldoende voortvarend gehandeld bij het ontslag? In dat geval kreeg de werknemer tot nu toe toch een WW-uitkering, omdat hij niet verwijtbaar werkloos werd geacht. Voor verwijtbare werkloosheid werd een verbinding gelegd tussen de dringende reden in artikel 7:678 BW en het onverwijld handelen door de werkgever in artikel 7:677 BW. Deze koppeling heeft de Centrale Raad van Beroep nu verlaten. Een werknemer die terecht wegens een dringende reden is ontslagen, wordt hierdoor verwijtbaar werkloos geacht. Hij of zij zal dan geen WW-uitkering meer krijgen – ongeacht het feit of de werkgever wel of niet voortvarend handelde bij het ontslag.